2.3 De m.e.r.-procedure

Op basis van de Wet Milieubeheer en het Besluit Milieueffectrapportage is de dijkversterking Culemborgse Veer – Beatrixsluis 'm.e.r.-beoordelingsplichtig'. Dit betekent dat moet worden bepaald of de dijkversterking 'belangrijke nadelige milieugevolgen' kan hebben. Als dit zo is, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen en een milieueffectrapport (MER) worden opgesteld. Op voorhand is duidelijk dat de dijkversterking Culemborgse Veer – Beatrixsluis belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Daarom is besloten om direct de m.e.r.-procedure te volgen en dit MER op te stellen.

De m.e.r.-procedure heeft als doel om de effecten op milieu en leefomgeving zorgvuldig mee te kunnen nemen bij de besluitvorming over de dijkversterking. De voorbereiding van de dijkversterking gebeurt in twee fasen: de verkenningsfase en de planuitwerkingsfase.

In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) van Sterke Lekdijk is een eenduidige aanpak gepresenteerd voor alle deelprojecten. Deze NRD vormt de start van de m.e.r-procedure.

Het doel van de verkenningsfase is om een ontwerp op hoofdlijnen voor de dijkversterking vast te stellen waarin zo goed mogelijk rekening is gehouden met alle maatschappelijke belangen en randvoorwaarden: het voorkeursalternatief (VKA).

In het MER deel 1 (deze rapportage) zijn de kansrijke alternatieven beoordeeld op milieuaspecten. De effecten en kosten per alternatief vormen belangrijke informatie voor de afweging van de alternatieven en selectie van het VKA.

Het VKA wordt in de planuitwerking uitgewerkt tot het detailniveau dat nodig is voor de formele besluitvorming en de vergunningen. In dat stadium wordt het MER deel 1 verder uitgewerkt tot een MER deel 2. In de planuitwerking wordt het MER deel 2 ter inzage gelegd tezamen met het ontwerp projectbesluit Omgevingswet. Naast de besluitvorming over het projectbesluit Omgevingswet zullen andere besluiten worden genomen voor de realisatie van het voornemen, zoals bestemmingsplannen en uitvoeringsbesluiten (vergunningen en ontheffingen). In de te volgen procedures hebben HDSR, de provincie Utrecht, gemeenten en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een rol.

Na de wettelijke procedure kan realisatie van de dijkversterking beginnen.